Op ongeveer 10 kilometer van de Bulgaarse grens, in de gemeente Kriva Palanka, ligt het orthodoxe klooster van Joakim Osogovski dat oorspronkelijk werd gebouwd in de 12de eeuw met de komst van de gelijknamige heilige. Het werd gebouwd tussen 1143 en 1180 in de tijd van het Byzantijnse rijk.
Behalve schriftelijke documenten en manuscripten uit de 15de eeuw over het leven van de heilige Joakim zijn er geen te vinden over de stichting van het klooster. Wel is geweten dat de geschiedenis van het klooster begint met de komst van Joakim in het gebied nadat hij door de aanwezigheid van de Noormannen in de 11de eeuw verontrust werd over zijn religieuze missie in het dorp Gradec. Zodoende zocht hij een nieuwe plek om zijn missie te kunnen voltooien. Deze plek vond hij in een grot in het Babin-Dol gebied dicht bij de huidige plaats van het klooster.
Dat klooster werd vormgegeven door de priester Theodor uit Ovce Pole die een visioen kreeg en het klooster bouwde dat gewijd was aan Joakim Osogovski, de monnik die kluizenaar werd om God zo goed mogelijk te dienen. Vijftig jaar na de dood van de heilige plaatste Theodor (tevens de eerste abt van het klooster) zijn relikwieën in een sarcofaag in het interieur naast het westelijke deel van de kerk.
Van het oorspronkelijke klooster gebouwd in de 11de eeuw blijven enkele restanten van de muren over.
Een nieuwe kleine kerk gewijd aan de Maagd Maria werd gebouwd in de 14de eeuw. Het kleine kerkgebouw wordt gekenmerkt door Byzantijnse stijl met een schip verlicht door ramen waarvan er twee de vorm hebben van een klavertje vier. Op de westelijke muur verlicht een groot raam het wijwatergedeelte.
Op de muren zijn de vier evangelisten vertegenwoordigd en onder de bogen de Rechtvaardige Vaders.
Verder is er ook een afbeelding van de geboorte van Christus.
Op de pilasters zijn Sint Cyrillus en Sint Methodius terug te vinden.
De kerk gewijd aan de Maagd Maria werd getroffen door een brand tijdens de Turkse overheersing alsook door een aardbeving in 1585. Uit documenten blijkt dat de kerk aan het einde van de 16de eeuw en de eerste helft van de 17de eeuw werd gerenoveerd.
In de 19de eeuw werd de kerk wederom verbouwd en uitgebreid waardoor er ook plaats werd gemaakt voor een bron met wijwater en een ruimte voor het branden van kaarsen.
De laatste renovatie vond plaats in 1990 met de bouw van een nieuwe koepel die in 1995 volledig werd bedekt met koper.
De grootste kerk met de groen-koperen koepels, gewijd aan de kluizenaar Joakim Osogovski zelf, werd gebouwd tussen 1847 en 1851 door Andrea Damjanov.
De kerk heeft twaalf koepels die de apostelen vertegenwoordigen en portieken aan de zuid- en westkant.
De iconostase van de kerk stamt uit 1932 en werd gemaakt door Dimitar Andonov-Papradishki en acht ervan werden gemaakt door Nikola Mihailov, een schilder uit Krusevo. De iconostase heeft drie verdiepingen en strekt zich uit over de hele breedte van het interieur en bevat keizerlijke deuren die met goud werden beschilderd.
In de koepels die de twaalf apostelen vertegenwoordigen, zijn ook fresco’s van de apostelen aangebracht en fresco’s van de hel en de duivel.
De klokkentoren dateert uit 1929 en heeft vier verdiepingen waarvan de eerste twee dienst deden als knekelhuis en de andere verdiepingen dienst deden als biechtstoel en doopkapel. In de vierde verdieping huizen de twee klokken van de toren.
De herberg die bij het klooster hoort op dominante hoogte ten opzichte van de twee kerken en met overblijfselen van een oude wal erboven, werd gebouwd in 1864 en voltooid in 1905. Tussen 1974 en 1986 werden restauratiewerken uitgevoerd. Vandaag de dag is de herberg een plek waar een kunstgalerij en een kunstkolonie is gevestigd alsook de “School voor Architectuur”.
Het kloostercomplex bevindt zich 825 meter boven de zeespiegel.
Elk jaar op 28 augustus wordt de traditionele viering gehouden van de religieuze feestdag van de Heilige Moeder Gods. Deze viering wordt jaarlijks bijgewoond door zo’n 20.000 mensen uit alle delen van Noord-Macedonië.
(Op de fotopagina kunt u nog andere foto’s bekijken van Noord-Macedonië)