Op een donderdagnamiddag in oktober 2010 neemt de stress weer een beetje toe. Ik schuif heen en weer op mijn stoel, ik tuur wat door het raampje en ik pruts onophoudelijk aan de veiligheidsriem terwijl dit niet nodig is. Eventjes later spreekt de piloot ons toe door de intercom. Hij heet iedereen van harte welkom aan boord, vraagt iedereen om het zich gemakkelijk te maken en raadt iedereen aan zich te ontspannen omdat hij ons naar het zonnetje zal brengen. Ik ben gerustgesteld en weet dat ik straks het druilerige België zal hebben ingeruild voor Sevilla waar ik met mijn snoet in de zon zal staan !
Een viertal uurtjes later zit ik op een bankje te bekomen vooraleer ik kan inchecken in mijn hotel. Een taxirit van de luchthaven naar mijn hotel aan 170 km per uur is de oorzaak van mijn rustpauze. Ik besluit om het vanavond nog wat rustig aan te doen, mezelf te trakteren op wijn en tapas en goed uit te rusten om de volgende morgen te starten met  mijn ontdekking van Sevilla.
De volgende ochtend loop ik door de smalle straatjes richting de Plaza del Triunfo niet wetende wat te verwachten. Mijn verbazing is dan ook groot wanneer ik vanuit de smalle steegjes plots een ander tijdperk lijk binnengewandeld te zijn. Ik sta in het midden van de Plaza del Triunfo en ben omgeven door een toren (Giralda) die eens een minaret was, een kathedraal die ooit een moskee was, een koninklijk paleis en een archief waarin heel het Spaanse verleden wordt bewaard. De moderne stad Sevilla herbergt stukjes waar de tijd lijkt stil te staan maar waar paardenkoetsen zich eveneens zonder problemen tussen het verkeer mengen.  Mijn verbazing stijgt alleen maar wanneer ik op mijn horloge kijk en ik vaststel dat ik ongeveer vijf uur heb nodig gehad om de kathedraal, de Giralda en de archieven te bezoeken. Ik besluit daarom het koninklijk paleis te laten wachten tot de volgende dag want als de grootte en de pracht daarvan gelijk is aan wat ik vandaag al heb ik gezien, dan zal het geen overbodige luxe zijn om genoeg tijd te voorzien voor een bezoek.  Ik wandel nog wel langs het Casa de Pilatos waarin nu nog steeds een adelijke familie woont maar helaas kom ik de graaf des huizes niet tegen in de tuinen. Tijdens de rondleiding op de bovenste verdieping van Casa de Pilatos bots ik, samen met andere toeristen, wel op een jonge gids die het meest vreemde Engels spreekt dat we ooit hebben gehoord. Desalniettemin luistert iedereen aandachtig naar zijn uitleg en vooral naar zijn herhaaldelijke waarschuwingen om enkel op het uitgerolde lopertapijt te lopen en nooit ernaast !
Zaterdagmorgen sta ik om 9 u al klaar aan de inkompoort van het Reales Alcazares. De poorten gaan open en de toeristen stromen naar binnen. Ik heb geen half uur nodig binnen de poorten van het paleis om te beseffen dat de reisbrochures geen millimeter overdrijven wanneer ze dit paleis omschrijven als eentje uit duizend-en-een-nacht. Glinsterende plafonds, prachtige Moorse bouwkunst, immense zalen, prachtige fresco’s, fantastische bogen en magnifieke tuinen,… In één van die tuinen word ik aangesproken door een oude Britse man. Hij staat te kijken naar een boom die in bloei staat met prachtige roze bloemen en hij vraagt zich af of ik weet welke de naam zou zijn van zo’n prachtige boom. Na wat over en weer gepraat besluit ik dat het zeker een magnoliaboom zal zijn (terwijl ik al weet dat ik compleet fout zit). Hij lacht minzaam, kijkt en zegt glimlachend….een mooie magnoliaboom…en hij geeft een gelukkige  indruk. Ik besluit dat als een magnoliaboom een glimlach op zijn gezicht kan toveren het een magnoliaboom zal zijn en blijven…ongeacht welke boom het dan ook is.Â
Gezien me nog veel energie rest, besluit ik nog een wandeltocht aan te vatten en loop ik langs de Jardines de Murillo en de Placa de Espana waar ik gefascineerd geniet van de bogen, de bruggetjes en de azulejos. Voor ik terugkeer naar mijn hotel rust ik nog even uit in het Parque de Maria Luisa onder haar waakzame oog…of tenminste toch onder dat van haar standbeeld.
Zondag is deze keer geen rustdag en ik begeef me ’s morgens naar de rivier en zijn oevers en ik kan mijn ogen niet geloven als ik daar aankom. “Zaterdagavond uitgaansavond”  heeft de mooie Paseo de Christobal Colon herschapen in één grote afvalberg. Ik heb nog nooit zoveel glasscherven, etensresten, papier en plastic bij mekaar gezien. Zwaar teleurgesteld druip ik af hoewel ik wel zie dat gemeente-arbeiders hun best doen om de boel proper te maken. Ik besluit eerst de Maestranza een bezoek te brengen en een rondleiding te volgen in de arena van Sevilla waar stierengevechten worden gehouden. Anderhalf uurtje later sta ik terug aan de Paseo en ik moet toegeven dat ik versteld sta van de Sevillaanse gemeente-arbeiders. Wat herschapen was in een hallucinante afvalberg is in zijn ware schoonheid herstelt in minder dan twee uur tijd. Niet één glasscherf ligt er nog op de grond en dus ligt de weg open voor een bezoek aan de Toro del Oro en het gezellige museumpje dat er zich in bevindt. Ik neem ook de trap naar de top en geniet van het uitzicht op Sevilla en op de rivier. Ik zie de toeristenboot liggen en eens beneden ga ik aan boord om te nieten van een boottochtje over de Quadalquivir….wind in de haren… zon in de ogen…fototoestel in de aanslag.Â
In de loop van de namiddag steek ik de rivier over op weg naar de andere oever waar het fijn vertoeven is door de smalle steegjes, lokale marktjes en de muziek die de steegjes vult. Na een lange wandeling geniet ik nog even van de rust in het Parque de Los Principes.
De vermoeidheid begint stilaan toe te slaan merk ik ’s anderdaags bij het opstaan. Vermoeidheid die vooral te maken heeft met de grote omweg die ik maakte na mijn rustpauze in het Parque de Los Principes. Stappend richting hotel besluit ik dat ik nu stilletjes aan de weg wel zal vinden zonder stadskaart tot ik na een tijdje en meerdere aarzelingen over de juiste richting de stadskaart er toch maar terug bij neem…en vervolgens tot de conclusie kom dat als je in Sevilla één straatje mist, je eventjes later aan de andere kant van de stad uitkomt !
Toch vertrek ik ’s morgens richting de Macarena. De kleine kerk heeft één van de meest prachtige interieurs die ik ooit heb gezien. De fresco’s zijn van een bijzondere schoonheid en het is jammer dat er deze week geen foto’s mogen genomen worden in de kerk. Het aantal foto’s dat ik niet heb kunnen maken in de kerk maak ik qua aantal ruimschoots goed in het museum van de basiliek, bij het aflopen van de oude stadsmuur die vertrekt aan de Macarena en bij een bezoek aan de gebouwen van het Parlement.
Na een welverdiende rustpauze besluit ik nog een kleine wandeling te maken tussen de twee bruggen (Alamillo en Barqueta) en ik ontdek er één van de mooiste graffiti-tekeningen die ik ooit heb gezien !
Wandelend langs de Alameda de Hercules besluit ik mezelf naast het gebruikelijke glaasje wijn en de tapas nog te trakteren op een ritje met de paardenkoets. Een heuse belevenis…het gebeurt niet elke dag dat je in een rijtuig tussen vier rijen auto’s staat te wachten aan een rond punt en aan verkeerslichten ! Het lijkt me een mooie afsluiter !
Dinsdagnamiddag verloopt het vervoer naar de luchthaven dit keer aan een normale snelheid van 80 km per uur….en ’s avonds ben ik terug in België…geen zon meer op de snoet…maar wind en regen…veel regen…